Wat is eerste benchmark voor schade?
AFM, Rentederivaten, Renteswaps, UK
De AFM is op basis van onderzoek bij banken met cijfers gekomen over de verkoop van rentederivaten aan het ‘niet-professionele’ MKB. Inhoudelijk is daar nog wel het een en ander op aan te merken, zoals eerder beschreven.
Verder heeft minister Dijsselbloem antwoord gegeven op Kamervragen van de heer Nijboer (PvdA) over rentederivaten. Eén van de kamervragen heeft betrekking op het onderzoek van Cadension. In de beantwoording van die vraag maakt Dijsselbloem terecht de opmerking dat een negatieve waarde op zichzelf geen directe schade oplevert. Dat is als volgt te verklaren. Als een renteswap juist is geadviseerd en toegepast, kan een renteswap tussentijds een negatieve waarde hebben. Als een klant ook adequaat op dat risico is gewezen, dan hoeft die negatieve waarde geen schade te vormen. Maar schade kan bijvoorbeeld ook ontstaan doordat de bank tussentijds de rente-opslag verhoogt, waardoor de klant alsnog een hogere rentelast krijgt voorgeschoteld.
De negatieve waarde van Dijsselbloem van € 2,7 miljard of de € 3,9 miljard zoals door Cadension berekend, is dus niet automatisch schade en ook niet het maximum bedrag aan schade. Bovendien zegt een negatieve waarde alleen iets over de toekomstige ‘schade’ en niets over de potentiële schade die tot en met vandaag is geleden. En die vergissing wordt door vele partijen gemaakt. Hoeveel zou de schade dan wel kunnen bedragen? Die vraag is Cadension afgelopen dagen meerdere malen gesteld.
Vooralsnog kunnen we de beste eerste indicatie daarvoor baseren op Engelse statistieken, omdat die al in ruimere mate voorhanden zijn. Vanzelfsprekend is voorzichtigheid geboden bij dit soort projecties, ondanks de sterke overeenkomsten tussen Engeland en Nederland. Gebaseerd op de aanname dat de parameters die uit het Engelse onderzoek naar voren zijn gekomen, grotendeels ook van toepassing zijn op de Nederlandse situatie, kan dat tot de volgende indicatieve uitkomsten leiden.
Sprak AFM eerst nog van ‘enkele tienduizenden gevallen’, nu wordt het concrete aantal van 17.000 genoemd. Dat komt toevalligerwijs sterk overeen met het aantal dat in Engeland door de toezichthouder FCA is onderzocht. In hun onderzoek zijn namelijk 19.000 niet-professionele MKB-ers meegenomen. Daarmee worden overigens de overeenkomsten met de situatie in Engeland nog sterker; niet alleen inhoudelijk, maar ook qua aantallen. Wie de website van Bully Banks bekijkt en het rapport van Warwick Risk Management leest, zal ook tot die conclusie komen.
In Engeland is uiteindelijk vastgesteld dat in 90% van de gevallen sprake was van misleidende verkoop. Die gevallen zijn verder beoordeeld en op een groot deel daarvan is inmiddels door de banken een schade vergoed. De gemiddelde schadevergoeding lag eind april op € 170.000 per geval. Geprojecteerd op de Nederlandse situatie zou dan in 15.300 gevallen sprake zijn van misleidende verkoop of onjuiste toepassing van het product. Als de gemiddelde schade gelijk is aan die in Engeland, dan levert dat een potentiële schade op van € 2,6 miljard. Indien wordt aangenomen dat in Nederland niet in 90% van de gevallen sprake was van onjuist advies of handelen van de bank, maar bijvoorbeeld in 1/3 van de gevallen, dan zou de potentiële schade uitkomen op ruim €960 miljoen. Dit laat zien dat juist dat percentage van doorslaggevend belang is voor de uitkomsten, in combinatie met het aantal verkochte rentederivaten.
Als banken en de AFM met verdere gegevens komen over de Nederlandse situatie, kan dit soort berekeningen verder worden verfijnd.
Belangrijker dan dit cijfer is, dat individuele gedupeerde ondernemingen snel en adequaat worden gecompenseerd voor hun schade, wanneer blijkt dat de bank is tekortgeschoten. Nadat de laatste zaak is afgehandeld, zal blijken wat de totale schade is.