Lakmoesproef voor rentederivaten

AFM, Nieuws, plofderivaten, Rentederivaten, Renteswaps, risicoprofiel

Wanneer het gaat over rentederivaten, gaat het ook al snel om regelgeving. Want waar uitwassen zijn, wordt al snel naar de overheid en toezichtshoudende instanties gekeken om in te grijpen. En die uitwassen zijn er zeker bij het gebruik van rentederivaten, zowel in de (semi)publieke als de private sector. Met vaak een grote financiële impact.

Nu is regelgeving lang niet altijd een goede oplossing. Het heeft namelijk het risico dat het zelfdenkend vermogen van de gebruiker op een laag pitje wordt gezet; die houdt zich aan de regels en leeft in de veronderstelling dat daarmee alles in orde is. Dat is bewuste of onbewuste risico-blindheid. In sommige gevallen kan ingrijpen echter wel zinvol zijn.

Gok-element

Zo zijn er diverse rentederivaten in omloop waarvan objectief kan worden vastgesteld dat ze niet passen bij het effectief beheersen van renterisico’s. Een sprekend voorbeeld daarvan zijn de zogenaamde ‘extendible leningen’, eerder ook al leningen met ingebouwde ‘plofderivaten’ genoemd. Deze komen vooral veel voor in de (semi)publieke sector, zoals woningcorporaties, maar ook in de private sector. Het product klinkt heel vriendelijk, namelijk als een lening die je kunt verlengen. Maar aangezien dat recht tot verlengen alléén bij de bank ligt, is deze lening ineens een stuk minder vriendelijk. De bank maakt alleen gebruik van dat recht (een swaption) als dat in haar voordeel is; en dat is per definitie het geval als het voor de klant nadelig is. Als de rente is gedaald, zal de bank verlengen; als de rente daarentegen stijgt, zal dat niet gebeuren. Dat heeft dus niets te maken met het beheersen van het risico van een rentestijging, wat een belangrijk risico is voor woningcorporaties. Sterker nog, het doet het tegenovergestelde. Van zo’n product zou je eenvoudig kunnen vaststellen dat het niet ingezet mag worden bij bedrijven en instellingen die gevoelig zijn voor rentestijgingen. Voor woningcorporaties staat dit product daarom inmiddels op de zwarte lijst.

Een variant op de ‘extendible lening’ is de ‘cancelable swap’. Dat is een swap die vroegtijdig beëindigd kan worden. In de versie die banken verkochten, lag dat recht bij de bank. En ook hier zal de bank alleen gebruik maken van dat recht, als dat in haar voordeel is, en dus in het nadeel van de klant. Zelfde verhaal.

Er zijn ook meer exotische varianten verkrijgbaar in de markt. Zoals de Zero Cost Knock-In Collar (ook wel Super Collar genoemd). Deze optieconstructie werd verkocht om de klant te beschermen tegen een rentestijging en is een variant op de ‘gewone’ collar. Dat is een combinatie van een gekochte optie (de ‘cap’, ofwel renteplafond) en een verkochte/geschreven optie (de ‘floor’, ofwel minimum rente). Maar bij de Zero Cost Knock-In Collar wordt het pas echt exotisch als de ‘knock-in’ functie gaat werken. Als de variabele rente namelijk onder het floor-niveau zakt, moet de klant een boete betalen. Hij moet dan niet die minimum-rente vanwege die floor betalen, maar nog een extra opslag van bijvoorbeeld 1%. Daardoor is de klant juist extra gevoelig geworden voor een rentedaling.

Rentevisie

Dit zijn een aantal voorbeelden van producten die in feite vereisen dat de gebruiker een zeer scherpe en uitgesproken rentevisie heeft. Zo is het alleen interessant om een extendible lening af te sluiten als je verwacht dat de relevante rente voor het tweede tijdvak uiteindelijk gelijk zal zijn aan de afgesproken rente voor die periode. Alleen in dat scenario ondervindt de klant geen nadeel van deze optie, terwijl hij wel het voordeel geniet in het eerste tijdvak. In elk ander scenario zit hij óf opgescheept met een hoger dan marktconforme rente, óf is hij blootgesteld aan een gestegen rente.

Een Zero Cost Knock-In Collar zou alleen interessant kunnen zijn voor klanten die verwachten dat de rente beperkt zal dalen en daarvan dusdanig overtuigd zijn, dat ze bereid zijn een boete te betalen als de rente verder daalt dan zij verwachten. Dat vraagt al snel een zeer professionele rentevisie van de klant; als hij die niet heeft, wordt het kopen van zo’n product een blinde gok. En kan oprecht de vraag worden gesteld of in dat product het gok-element uiteindelijk een grotere rol speelt dan het risicobeheersing-element.

Risicovisie

Het beheersen van renterisico’s zou los moeten staan van het hebben (of opleggen) van een rentevisie. Het actief inspelen op een specifieke rentevisie krijgt al snel het karakter van een speculatie. Risicobeheersing is juist een kwestie van het managen van onzekerheden. Als je vandaag een financiering sluit tegen een variabele rente, ben je gevoelig voor een rentestijging, ongeacht wat jouw rentevisie (of die van de bank) is. Want die visie kan onjuist blijken te zijn, waardoor het risico zich manifesteert. Wat wel relevant is, is om een inschatting te maken hoe groot het renterisico is (in termen van impact op de winst), zowel in euro’s als in looptijd. Risicobeheersing vraagt om een risico-visie, niet om een rentevisie.

Lakmoesproef

Er is dus zeker wat te zeggen voor een verbod op producten die qua werking niet (of niet goed) aansluiten bij het renterisico van de klant. Zo’n verbod kan gekoppeld worden aan specifieke doelgroepen of sectoren. Een lakmoesproef voor dit soort rentederivaten kan heel eenvoudig zijn. Voor de toelating van financiële producten wordt nogal eens de vergelijking met de farmaceutische industrie gemaakt, waarbij medicijnen eerst door  een uitgebreid test-circuit moeten gaan, voordat ze op de markt worden gebracht. Die vergelijking gaat mank omdat de lakmoesproef voor dit soort rentederivaten door experts kan worden vastgesteld; daar zijn geen proefpersonen en onderzoeken naar onbekende bijwerkingen voor nodig. Jarenlange testen zijn daarom niet nodig.