DNB, let op de paperclips!

AFM, Rentederivaten, Renteswaps

Paperclip“De Europese Centrale Bank (ECB) gaat in zijn Asset Quality Review (AQR) in ieder geval de vastgoedportefeuilles en het bedrijfsleningenboek van de Nederlandse banken onder de loep nemen. [….] De grote onzekere factor voor het Nederlandse bankwezen is volgens betrokkenen de portefeuille met mkb-leningen.”, zo schrijft het FD op 12 maart 2014.

Wanneer DNB bij de banken met haar vingers door de kaartenbak van de financieringen gaat, zal zij bij veel vastgoedfinancieringen en mkb-leningen tussen dezelfde paperclip ook een derivatenovereenkomst aangehecht vinden. En de vraag is wat DNB met dat soort dossiers gaat doen; kijkt zij enkel naar de producttechnische onderdelen, of beoordeelt zij de aard van de constructie?

Het gaat bij de AQR om de wijze waarop door de banken de zogenaamde Risk Weighted Assets (RWA) zijn bepaald. Zo hoeft een bank voor een krediet aan een bedrijf met een AAA-rating minder RWA te berekenen dan voor een soortgelijk krediet aan een bedrijf met een veel lagere rating. Maar de hoogte van de RWA wordt onder andere ook bepaald door de looptijd van een krediet. Dat is logisch, want het risico dat de bank (een deel van) het verstrekte krediet over een periode van 10 jaar niet terugkrijgt, is hoger dan de kans op een gedeeltelijke wanbetaling bij een looptijd van 1 jaar.

Met deze Basel-regels in de hand, moet een bank voor een 10-jaars commercieel vastgoedfinanciering een RWA berekenen van 100% van de uitstaande financiering. Voor een rekening courant faciliteit, die de bank tussentijds kan intrekken, moet de bank een RWA berekenen die veel lager ligt. Dat kan dus interessant zijn voor de bank, want hoe minder RWA de bank hoeft te berekenen, hoe minder kapitaal de bank hoeft aan te houden voor dezelfde business. En dat is een belangrijke ratio waarover banken moeten rapporteren aan de toezichthouder en aandeelhouders.

Op deze manier kunnen banken in de Basel-regels een incentive hebben gevonden om minder langjarige vastrentende leningen uit te zetten, en juist meer variabelrentende financieringen met kortere looptijden (of clausules waardoor de bank de financiering eerder kan beëindigen). Dat lijkt ook sinds 2004-2005 in steeds grotere mate te zijn gebeurd, onder andere bij vastgoedfinancieringen en mkb-leningen. Juist in die periode zijn overigens die nieuwe Basel-regels van kracht geworden. Omdat vastgoedondernemers en mkb’ers echter gewend waren om langjarige vastrentende leningen bij de bank af te nemen, hebben banken een nieuwe product-combinatie gepresenteerd; de vastgoedondernemer neemt weliswaar een variabelrentende lening, maar het langjarige renterisico kan worden afgedekt (gefixeerd) met bijvoorbeeld een 10-jaars renteswap. Dit zou tevens een verklaring kunnen zijn voor de sterke toename in het toepassen van renteswaps bij dit soort financieringen.

De vraag is nu, hoe DNB als beoordelaar van de ‘risk weighted assets’ van de banken naar deze dossiers met paperclips gaat kijken. Ziet zij dit soort constructies als feitelijk langjarige leningen, waaraan de bank zich indirect langjarig heeft gecomitteerd? Of als een kortlopende variabelrentende lening, die eerdaags kan worden ingetrokken, waardoor het risico maar zeer beperkt is? De vastgoedondernemer en mkb’er zullen waarschijnlijk in de veronderstelling leven dat zij een langlopende lening hebben.